vrijdag 13 december 2013

Ik droomde dat een dichter heel zachtjes met een hamer op mijn hoofd tikte, en dat ik vond dat het te zacht was om er iets van te zeggen.

Dat is vast wel een metafoor voor iets.

woensdag 4 december 2013

Dingen die ik zag en hoorde toen ik een andere route naar huis nam

Een schuur en tuin vol zuurstofflessen
Zwetende mensen in een fitnesscentrum van glas
Een peeskamertje in een container
Een beginnend violist die speelde op een niveau dat ik in de zes jaar dat ik les had nooit ben ontstegen
Een groot bord waarop stond ''NIET PARKEREN. OOK NIET 'EVEN' GRAAG''
Lachende mannen achter tralies
Woonwagens

dinsdag 3 december 2013

Enid: Maybe you should meet women who share your interests.
Seymour: Maybe I don't want to meet women who share my interests. I hate my interests.

vrijdag 22 november 2013

Fascinerend

Een tip om te voorkomen dat mensen gaan denken dat je lichtzinnig bent wanneer je jouw guilty pleasures opbiecht. Als je het hebt over de door de cultuurpolitie geminachte zaak in kwestie (romkom's, thrillers, filmpjes waarin meisjes vertellen hoe ze zich opmaken etc.) moet je niet zeggen dat je het 'leuk vindt' maar dat je het 'fascinerend' vindt. Dat insinueert dat je er op een soort van meta-niveau naar kijkt, alsof je onderzoek doet naar kitsch, en niet gewoon elke avond met een krokosmakroon op je schoot naar RTL4 zapt, uit gemak en comfort.

Ikzelf deed het in de vorige blog nog.
Het is weer vrije vrijdag.
Al mijn vrijdagen heb ik vrij. Ik dwing mezelf om toch om acht uur op te staan, omdat ik een calvinist ben. Maar eigenlijk heb ik dus gewoon vrij. Vaak heb ik deze dag besteed aan de treinreis naar Sneek (die een dagtaak is), maar vandaag blijf ik hier, net als vorig weekend, toen ik een oppashamster had (zie foto). Ik heb besloten mijn dag nuttig te door te brengen, en dat komt er over het algemeen op neer dat ik naar de bibliotheek ga, in één van de kuipstoeltjes ga zitten, en uit het raam ga staren terwijl er een boek op mijn schoot ligt. Je hebt dan uitzicht op een geheel leeg kantoor, waar alleen een plant in het midden staat. Dat weet me elke keer weer te fascineren. Vandaag besloot ik echter om aan een verhaal te werken. Die zou ik dan weer mooi de komende week op mijn blog kunnen zetten. Dat draagt bij aan het nakomen van mijn belofte, de aanstaande twee weken elke dag een blog te publiceren.

Het is een wat raar verhaal, waarin een bekende kinderboekenschrijver bij mijn huis in Hilversum aanklopt en we samen naar de bibliotheek gaan. Het lijkt op iets wat in een droom had kunnen gebeuren, hoewel ik zeker weet dat ik het niet gedroomd heb. Ik weet niet hoe andere mensen korte verhalen schrijven - het is mijn eerste - maar ik doe het op intuïtie. Ik ben niet zo iemand die over gebeurtenissen fantaseert (of zo als Harry het noemt: zich zaken herinnert die niet gebeurt zijn). Ik fantaseer over gesprekken. Dus wat dat betreft heb ik materiaal. Daar staat tegenover dat de avonturen waar ik mijn twee hoofdpersonen mee opscheep me erg willekeurig voorkomen. Roald Dahl zoekt een boek over de polynesische keuken? Ok. Roald Dahl loopt naar beneden via de roltrap die omhoog gaat? Juist.
Ook vind ik het moeilijk om de personen psychologisch kleur te geven. Meneer Dahl is een beetje nors in het verhaal, maar ook dat is een intuïtieve keuze. Ik zelf gedraag me gewoon zoals ik me altijd gedraag. Afwachtend, geïntimideerd, vriendelijk. Wat voor psychologische kleur dat verraad wil ik niet weten.

woensdag 20 november 2013

Waarom Bridget Jones gerustellend is





















- Bridget Jones is eenzaam, ondanks dat ze in de grote stad woont
- Bridget Jones heeft geen hobbies behalve in haar dagboek schrijven
- Bridget Jones heeft een matige baan
- Bridget Jones is 'een beetje dik'
- Bridget Jones woont ondanks haar matige baan in een mooi appartement in het centrum van London
- Helen Fielding (de schrijver van de boeken) schrijft raar: ze weet niet wat schrappen is, legt Bridget aan de lopende band puberale credo's in de mond, stuwt het plot niet voort, maar weet er toch voor te zorgen dat je het jammer vindt wanneer het boek uit is
- Alles komt uiteindelijk altijd goed met Bridget: of ze trouwt een man die eruit ziet als Colin Firth en de naam van de held uit Pride & Prejudice draagt, of ze doet dat nog een keer, of ze krijgt een relatie met een heldhaftige ex-militair die waakt over haar kinderen (die tussen de bedrijven door ook gewoon gezond ter wereld komen, ondanks haar drink- en rookgedrag).

C'est nice. Hierdoor voel ik me niet meer zo'n verveelde monnik.

woensdag 9 oktober 2013

Het koddig en voddig leven

Ik zit in het tuintje van mijn moeder. Er klinkt een geluid van een insect, dat ik niet kan plaatsen. De poes ook niet, maar hij komt overeind en springt eropaf. En hij mist. Dan gaat hij liggen. Genoeg gedaan voor vandaag.
Ik zou dat nooit kunnen. Als ik overeind kom, wordt ik meteen bezeten door de drang tot presteren, en die drang nekt me. Dus sta ik helemaal niet op en kijk ik TV-series in plaats van dat ik blogs schrijf. In een interview met Micha Wertheim las ik dat hij het tijdens zijn studie zo intimiderend vond, dat hij alleen te maken kreeg met werken (geschriften, wetenschappelijke artikelen) die al af zijn. Je ziet nooit de weg die afgelegd is, voor de teksten voltooid en zo goed werden. En dat maakt dat al je pogingen op dit gebied doffe echo's lijken. Het is misschien naief, maar pas sinds kort is het tot me doorgedrongen dat er waarschijnlijk ook een fase is geweest dat W.F. Hermans, Willem Elsschot en wie weet zelfs Anton Tsjechov slecht of matig schreven (al zou de eerste dit dunkt mij stellig ontkennen). Dit inzicht kreeg ik doordat wij tijdens college bezoek kregen van een schrijver, die we mochten bestoken met vragen. Ik vond zijn verhalen erg mooi en sic. Uit zijn verhaal bleek echter een schrijfproces wat weinig vlekkeloos was. Sterker, hij heeft voor zijn 30e nooit wat gepubliceerd omdat hij het zichzelf zo slecht vond. Plus, hij vond schrijven een ambacht, iets wat je al doende leert, en hij vond niet dat hij de kwaliteit van zijn romans aan een fabelachtige bevlieging dankte.
Er is niets romantisch aan schrijven. En ik ben het eens met W.F. Hermans wanneer hij zegt dat de schrijvers die een egodocument van romantisch schrijverschap publiceren een gebrek aan fantasie hebben (je kent ze wel, ze gaan over sigaartjes roken in Parijs, avances met beroemde actrices  in een 'dof voorjaarslicht', het hebben van een voorkeur voor wodka i.p.v. jenever en voor katten i.p.v. honden, boeken waarin het snel inwisselen van vrouwen dient bij te dragen aan de prestige van het hoofdpersonage c.q. de schrijver, een oppervlakkige gewoonte die ze zelf echter verslijten voor een antiburgerlijke ongedurigheid*).

Waar ik heen wil, is dat ik al een maand niks heb geschreven, en dat enerzijds mijn natuurlijke moedeloosheid wat talent en schrijven betreft een oorzaak is, maar ook mijn huidige studie. Altijd dingen die al af - Ik doe wat mijn kat nu zou doen. Kapow!

* Een zin zo lang en kut dat het een schande is dat ik hem niet aanpas. Eens mens mag niet te veel van zichzelf verwachten.

Dingen die ik leuk vind met dieren

Wanneer een hond in de bijrijderstoel van een auto zit
Als een vlinder op je fiets gaat zitten en daar de hele rit blijft
Dieren die het niet erg vinden als je ze als hoofdkussen gebruikt (zoals onze kat)

dinsdag 17 september 2013

September

Ik ga een plant kopen
en in een kooi zetten.

Ik ga de zomer in mijn haren wassen,
bladeren oprapen die weer naar binnen waaien.

ik ga de dagen tellen
ik ga de dagen niet tellen
ik ga wachten tot de dagen geteld zijn

ik ga lopen en kijken
naar mijn handen

die groen en naar modder ruiken.

woensdag 11 september 2013

Modern toneel

Een man die naakt in vershoudfolie wordt gerold en zo 10 minuten lang op het podium blijft liggen

woensdag 24 juli 2013

Het is weer vakantie






















Tijd voor echt urgente zaken als het kijken van filmpjes met daarin puppies, wasberen, katten die in steeds kleiner wordende dozen kruipen, een man die zwemt met zijn ijsbeer, een orang otang die een hond uitlaat en natuurlijk een labrador met een badmuts op.

donderdag 20 juni 2013

Amsterdam

Ik weet eigenlijk niet meer waarom ik ooit besloot om in Amsterdam te studeren. Ik weet ook niet meer wanneer het precies was. Hooguit 4 jaar geleden, denk ik. Ik weet wel dat de rage er iets mee van doen heeft gehad. En de dagjes Amsterdam. En Baantjer.  (Als 10-jarige zapte ik elke vrijdagavond devoot naar RTL4).
Dit realiseerde ik me ook steeds meer toen ik net in Amsterdam was. In de eerste maanden had ik het vooral druk met normaal doen en mezelf niet vergiftigen (zie eerdere blogs). Na een paar maanden drong het echter tot me door: Ik weet niks van deze stad. Ik was er maar 4 of 5 keer geweest.
De eerste keer met de tram door Amsterdam oefenden de wijken een enorme aantrekkingskracht op mij uit. Maar toen moest ik alleen nog maar hospiteren, en liep mijn hoofd nog niet om van allerlei andere plichten. Plus het was zomer.
Toen het nieuwe schooljaar startte en de tijd van grote onwennigheid en verantwoordelijkheid begon, kreeg ik meer oog voor de lelijke, goedkope en afgezaagde dingen aan Amsterdam. Dat er twee riante straten middenin het centrum zijn verpest door toeristenhandel; mutsen, mokken, en tassen met Amsterdam erop, casino's, sekswaar en drugsgerelateerde prullaria. Hele gevels opgespoten in neonkleuren, bouwvallen en bouwputten. En ook de uitgebluste en chagrijnige trambestuurders, misplaatste haast, afwezige kassières. Of het van de stoep afgedrukt worden omdat het te druk is. Dat zijn de dingen die erg in het oog springen als je dacht je naar een plek ging waar prostituees bemoedigend naar je glimlachen en in het jordanees gezellige dingen naar je roepen (dat deden ze in Baantjer altijd, maar misschien alleen tegen mannen).
Ook de vriendschappen zag ik veranderden. Mensen die ik vroeger vaak zag verloor ik uit het oog. En als er dan al eens een bijeenkomst was, was het niet zoals ik verwachtte. Minder extatisch, meer gewoon. Daarnaast was het veel moeilijker dan verwacht om in Amsterdam deel uit te gaan maken van een sociale kring. Ik dacht dat in zo'n grote stad de sociale contacten voor het oprapen zouden liggen, maar dat bleek een misvatting. Het 'hele gebeuren' blijkt zich af te spelen in een hermetisch afgesloten gezelschap, ergens diep. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat je, zoals met domino, gewoon de eerste steen moet raken (sorry voor deze kaasige beeldspraak) en de juiste persoon moet tegenkomen, maar waar vind je die als je 0 aanknopingspunten hebt en daarnaast ook nog eens sufferd bent? En tenslotte een  laatste verassing die mij toen ik net in Amsterdam was te wachten stond: ik begon mijn moeder (en mijn 2 vriendjes) een beetje te missen.

 Na een tijdje was ik verzadigd van negatieve indrukken. Tot overmaat van ramp was de plek waar ik woonde in Hilversum ook niet bepaald gemütlich.
Na 2 maanden voltijd reageren op woningen in Amsterdam kreeg ik eindelijk een telefoontje dat ik een woning toegewezen kreeg, waar ik ondanks alles vrij opgetogen over was.

Inmiddels woon ik anderhalve maand in Amsterdam, en ben ik tevreden. Vanaf de fiets zie je de stad veel meer in Baantjer perspectief. Daarnaast ben ik door deze vooruitgang in mobiliteit meer plekken gaan ontdekken: westerpark, plantagebuurt, grachtengordel (uitgebreid), oud-zuid. De wanstaltige straten sla ik meestal over. Bovendien zie ik mooie dingen waar ik zie niet kon vermoeden. Bijvoorbeeld de plek waar ik woon, die alleen per bootje te bereiken is en hierom altijd iets opgeruimd-vakantieachtigs ademt. Cruises die langsvaren, restaurants op palen, studenten die in mijn straat overal op de grond rondhangen alsof het een camping is (het liefst wil ik erbij gaan zitten), de ijscotent om de hoek, vele festivals, het uitzicht op fabrieksschoorstenen.

- Ik ben deze blog een maand geleden begonnen, maar geen idee waar ik naartoe wilde. En omdat ik het syndroom van mongool heb en daarom niks beters kan verzinnen, een einde met iets van iemand anders:

TOT ZIENS



Op 30 april 1980 kwam ik aan in Amsterdam
en wierp meteen de eerste steen, later die avond
at ik mijn eerste broodje shoarma met verschrikkelijk
veel vlees en knoflooksaus en modderige handen.
Ik hoefde nergens heen. Ik zou nooit meer ergens anders
landen – vond hier een huis, studeerde en studeerde niet,
had er lief en ging ook weer verloren: mijn eerste zoon
werd hier geboren, ik ruilde mijn typemachine in voor
een computer, mijn woordenboek voor internet, Polak
voor Van Thijn en die weer voor Schelto Patijn en dan Cohen.
Iedereen vertrekt een keer. Een paar burgemeesters nog
dan ga ik ook. Ik kom er heus wel overheen, de eerste burgemeester
die mijn modderige hand wou schudden omdat ik zo fatsoenlijk
en belangrijk geworden ben: in winkels noemt men mij meneer.

F. Starik


Ik heb

Ik heb een huis (container)
Een poster aan mijn muur en een schilderij
Ik heb een fiets (lek)
Circa 5 vrienden
waarvan 2 katten.
Ik heb een moeder
Een vader
Een broer
En ook een paar andere familieleden.
En ik heb een baan
waarmee ik niks verdien trouwens.
Volgend jaar heb ik een nieuwe baan.
Weer vrijwillig.
Ik heb collega’s van mijn nieuwe baan die onze afspraken vergeten.
Ik heb een diploma
Een bed (eenpersoons)
Een bankrekening
Zorgtoeslag
Ik heb een abonnement op de bibliotheek
Ik heb een radio die het doet
Ik heb iemand om op te bellen
Iemand om mee in de bus te zitten
En iemand om over te fantaseren
Ik heb een goed oog want ik heb al 42 BN’ers gezien
Ik heb een trommel met kaartjes van plekken waar ik geweest ben
Ik heb een spaarvarken (gekregen)
Ik heb een mislukte picknick georganiseerd
Ik heb wat van mijn dag gemaakt toen ik eenzaam was
Ik heb met mijn voeten in de fontein gezeten

zaterdag 11 mei 2013

Ik lig met mijn benen opgetrokken in mijn nieuwe bankje en wacht op het moment dat het uitstellen van huiswerk vervelend wordt, of ik wil gaan koken.

Gister fietste ik door Amsterdam en riep een Surinaamse meneer ´Hé moppie´ tegen me.


Ik word al een hele mevrouw.

maandag 29 april 2013


Ik kijk naar het beeldscherm. Er staat een woord. Het is weer weg. En het is er weer.
Naast de muis staat een gebakje, want mijn moeder is jarig. Dat is ze altijd op 25 augustus. Bob Marley zingt over een Buffalo soldier. En dat hij uit Afrika gestolen is. En ook nog o-o-o-o-o-o-o. Ik weet niet wat hij daarmee bedoelt. Waarschijnlijk dat hij zwart is. Dat heeft hij alvast niet mis. Het is sneu voor het taartje, maar ik eet hem niet op. Ik ben namelijk net 3 kg afgevallen (astronomische hoeveelheid voor mijn doen), en dat wil ik niet verpesten door middel van één matig smakend, een foto van mijn moeders’ breedlachende, half Bourgondisch een glas rosé ophoudende tronie behelzend taartje (vervelende zin hè, tot u dienst). Ik bedenk me net dat ik ‘godvruchtig’ wel een leuk woord vindt. Zojuist werd ik nog blij van ‘geselkat’, en gister wilde nog wel warm lopen voor ‘koekeloeren’. Ach, laat mij maar,

hier zitten,

taartje laten staan.  


En naar het beeldscherm staren, waarop inmiddels allang veel meer staat dan één woord.

zaterdag 13 april 2013

Kijk mij eens

Waar ik maar niet over uit raak, is de vraag of ik boeken lees omdat ik dat leuk vind om boeken te lezen of om te kunnen zeggen´ik lees´, en om mijn persoontje daarmee een van een intellectueel imago te voorzien. Ik hoop natuurlijk dat mijn motivatie niet (alleen) de laatstgenoemde is, maar het heeft er alle schijn van . Zo ben ik 1 als ik een boek lees altijd al in mijn hoofd al bezig met het volgende boek wat ik moet lezen, en tel soms de bladzijden die ik nog moet 2 bedacht ik me laatst dat het raar is dat er nog niet zoiets als een last.fm voor boeken is, waarop iedereen zijn (al dan niet) elitaire boekensmaak kan etaleren 3 ik lees voornamelijke boeken met een grote naam, dus klassieker en canonieke teksten (titels om mee te pochen dus).

In tegenspraak met mijn veronderstelling is:
1 Ik lees alleen boeken waar ik niet gestoord van wordt (ergo geen boeken over psychiatrische verschijnselen, pedofilie, veel geweld en dat soort ongein) 2 mijn  uitstapjes naar Herman Brusselmans, wiens boeken ik gewoon lees omdat ik er stiekem van ga gniffelen achter mijn handje

Wat ik me afvraag is of er meer mensen zijn die lezen en zichzelf deze vraag ook stellen. Ik kan me dat voorstellen. Ik kan me ook voorstellen dat deze vraag deels veroorzaakt wordt door het feit dat er in mijn studie veel gereflecteerd wordt op de praktijk van het lezen. En dat het lezen -en voorheen schrijven- mijn imago deels bepaalt. Zoals je op facebook iets bewuster wordt van de manier waarop je over (wilt) komen, zo wordt je je bewuster van de boeken die je leest, als ze deels je imago bepalen. Je wordt iets berekender over wat je wel en niet 'liked', en denkt dus wel twee keer na voor je deel 25 uit de Baantjer-reeks uit de kast trekt.
In die lijn zouden deze overwegingen ook voor kunnen komen bij mensen die muziekwetenschap/filmwetenschap/theaterwetenschap studeren of mensen wiens imago deels bepaald wordt door hun liefhebberij van respectievelijk 'muziek', 'film', 'theater' of dergelijk. Hebben zij soms ook het gevoel dat ze enkel bezig zijn met het afwerken van een lijstje, om maar te kunnen meepraten, of een plaatje in stand te houden?

Als experiment om deze kwestie op te lossen zal ik proberen de komende maanden alleen nog onbekende boeken lezen, zonder naam en faam. Mijn hipster inborst zal eens de vrije loop krijgen, want ik zal proberen in de kelders van het meest obscure antiquariaat het meest in een hoek gekeilde boek te vinden. En dan lezen. En volhouden. En kijken hoe groot de voldoening is.


PS.






woensdag 3 april 2013

#SignalenVanVolwassenheid

Vergaderen

#SignalenVanVolwassenheid

Toen onder de douche mijn washandje op de grond viel, zei ik oprecht boos ´verdorie´ in plaats van ´kut´ of dergelijke

Dichtertje

Een groot dichter zijn en dan te vallen. Maar er kwam nooit wat van, want als je een dichtertje bent, dan loopen de mooiste meisjes altijd aan den overkant van de gracht. En zoo werd z'n heele leven één gedicht, wat ook vervelend wordt.
In de tram zat hij en dichtte zoo stilletjes voor zich heen, met z'n twee handen op den knop van z'n wandelstok zatti te staren en onderwijl te denken, datti zulke mooie blanke, fijne en slanke handen had, zooals dichtertjes dat doen. 't Was Zondagavond in November tegen zessen, de straten waren donker en verlaten. Een dame van een jaar of zes-en-twintig kwam de tram binnen, statiglijk, rijzig in haar bruine mantelpak, de opstaande kraag, manchetten en onderkant van mantel en rok afgezet met zwart bont, de handen in een groote, afhangende mof van 't zelfde bruine laken met 't zelfde bont bezet, klein bruin hoedje met zwart bont op 't fijne gezichtje. Alles echt lijn 2, Museumkwartier.
't Dichtertje keek even op, recht in haar oogen, maar zij zag alleen 't leege plaatsje in den hoek en ging hem voorbij, statiglijk. Achter haar kwam haar man, gladgeschoren, in 't zwart, met een hoogen hoed op z'n grijzend, kort geknipt haar.
Toen ze zat kon 't dichtertje haar niet zien, want hij zat op dezelfde bank vooraan en er waren vier menschen tusschen.
Meneer zat correct rechtop tegenover haar, keek op z'n horloge en zei iets, hoe laat 't was natuurlijk. Daarna spraken ze niet meer. Ze waren ongetwijfeld getrouwd.
't Dichtertje dacht, dat ze op bezoek waren geweest en naar huis gingen om te eten. En of ze een kindje zou hebben of kindertjes. En of haar man zich correct zou gedragen in de slaapkamer. God liet 't gebeuren, dat hij hem duidelijk voor zich zag, daar in die tram, in z'n enkele hemd en sokken, een jaegerhemd, ja natuurlijk jaeger, grijs, niet mooi wit, hij was zeker in de veertig en met wat malle, uitstekende haartjes op z'n bloote beenen, en z'n hooge dop op. Jammer datti niet brilde. En hij hoorde hem vragen met z'n correcte Museum-kwartiergeluid: ‘Zal ik 't licht aan laten, Clara?’ Want ze heette natuurlijk Clara, de schitterende. En 't dichtertje dacht datti ‘pardon’ tegen haar zou zeggen op een gegeven oogenblik. Ja, God laat de gedachten van een mensch raar dolen en er komen vreemde passages voor in zoo'n gedicht zonder eind.
Toen keek het dichtertje op door 't ruit van de tram tegenover hem. De huizen waren alle donker en de dames die dit lezen weten wel, datje dan alle passagiers heel duidelijk weerspiegeld ziet, buiten.
En de peinzende oogen van 't dichtertje zagen toen recht in de peinzende oogen van Clara, de schitterende, die keken alsof ze iets heel bijzonders wisten, wat bedrog is. Even werden de vier peinzende oogen grooter en schitterden, toen dorst 't dichtertje niet meer, want hij was een welopgevoed mannetje, al hatti rare kronkels in z'n eindelooze gedicht en hij keek naar 't bruine laken en 't zwarte bont en naar den vagen vorm van haar beenen in den rok en toen keek hij met geweld naar een onderhuis, waar een melkboer woonde, 't gordijn was neer om den Zondag. Als je wilt kun je door die weerspiegeling heen kijken en de P.C. Hooftstraat is erg achteruitgegaan, jaren geleden had je daar geen melkboer, nu is er zelfs een aardappelen- en groentenwinkel.
Maar toeni daarna weer keek hoe een van haar haren los was gegaan en voor haar linkerslaap hing, zoo lief, zoo gegolfd, toen ontmoetten hun oogen elkaar weer, even. ‘Ik vind jou mooi, vind jij mij mooi?’ ‘Ik wil je hebben als ik durf, wil jij mij hebben als je durft?’ ‘Even wil ik een levend mensch zijn, even vrij, een Godin, geen dame van 't Museumkwartier, geen dochter van die, zuster van die, vrouw van die, moeder van die, vriendin van Mevr. die. Even, in mijn gedachten. Mijn gedachten gaan naar jou door mijn oogen, mijn gedachten kunnen wijd en zijd gaan, vooruit en achteruit in den tijd, door alle bedeksels gaan mijn gedachten. Niemand kan hen vatten of deren, naar jou gaan mijn gedachten door mijn oogen.’
En zoo gingen zijn gedachten naar haar, door zijn oogen in de hare in deze luttele seconden. En niemand wist er van.

(fragment uit) Nescio - Dichtertje (1918)

zaterdag 2 maart 2013

Overdenking om mee in slaap te vallen

'Een vogel des velds heeft evenveel recht op leven als Sonja Barend'.

Herman Brusselmans, Mijn haar is lang (2009)



vrijdag 15 februari 2013

Daar deden ze in de 17e eeuw helemaal niet moeilijk over

Ik lees vandaag voor mijn studie het toneelstuk ´Lucifer´ van Vondel waarin de vrouw (door de engelen) simpelweg een ´mannin´ werd genoemd, wat ik wel geestig vind.

woensdag 13 februari 2013

Dingen waarover ik fantaseer als ik in slaap val

Een Carrie Bradshaw-appartement tegenover Artis

Mijn bloempot kapsel weer terug.

Dalmatiërs

Bloemen kopen en in een vaas zetten.

André Rieu die viool speelt naast mijn bed.

Dat mijn knuffel-aap een mensen-jongen is i.p.v. een levenloze knuffel-aap. (Toen ik dit typte keek de aap mee. Ik heb hem voor de zekerheid maar even omgedraaid.)

Het eten wat ik de volgende dag wil gaan koken.

Dat ik sidekick ben in De Wereld Draait Door en daar Marc Marie Huijbrechts van de troon stoot. (Dit is een ijdele fantasie. Dat weet ik).

Dat ik een column heb. Ergens.

Dat ik op een paard rijdt en daar heel slank van wordt.

dinsdag 29 januari 2013

Kennen jullie het gevoel dat je er heel graag op uit wilt, maar tegelijkertijd ook niet? Dat gevoel heb ik nu. Anderhalf uur geleden heb ik mijn schoenen aan gedaan om zeker te weten dat ik wegga. Nu ben ik met sjaal om, jas aan en muts op bezig aan mijn derde aflevering Sex and the City. Ik maak het te bont.