Hij
dacht, als je vijfenveertig bent hoor je toch getrouwd te zijn. Als je dan nog
niet getrouwd bent komt er niets meer van.
Toen
was hij in bed met de hele wereld, met alle mensen. Maar het was wel een
bedompte ruimte. Het rook naar ontlasting en de lakens van het bed waren zo
groezelig.
Hij
lag naast zijn vrouw. Maar die was helemaal aangekleed, met een blauw
mantelpakje. Hij drukte zich tegen haar rug zodat haar billen in zijn schoot
waren. Het was wel een fijne vrouw. Een beetje dik, maar dat vond hij juist
goed. Ze moest zich wel uitkleden, anders was hij nog niet getrouwd. Als ik nu
getrouwd ben, dacht hij, is alles toch nog in orde gekomen. Het had wel lang
geduurd. Toen hij zestien was had zijn tante al gevraagd waarom hij geen werk
van een meisje maakte. Dat deden immers alle jongens van zijn leeftijd. Daar
had hij maar geen antwoord op gegeven, want dan had hij immers de andere dingen
ook moeten vertellen, en zulke dingen vertel je niet. Dat zou onbehoorlijk
zijn, of wat nog erger was, gek.
Zijn
vrouw had haar hoofd omgedraaid, en ze keek hem nu aan. Ze had een lief
gezicht. Het leek wel of zij zich ergens voor schaamde. Ze zei, ‘Je moet weten
dat ik twee baarmoeders heb.’ Dat was het dus. Ze had twee baarmoeders en
daarom lag ze bij hem. Het kon ook niet anders.
Waarom zou een vrouw bij hem liggen als alles goed was.
‘Ik
kan er niets aan doen,’ zei de vrouw weer. ‘Het is mijn schuld niet. Het komt
omdat ik geopereerd ben. De dokters zeggen dat ik er niets aan kan doen.’
Hij
dacht, de dokters kunnen zoveel zeggen. En wie bewijst dat ze het echt gezegd
hebben? Ik ben toch niet verplicht met een vrouw getrouwd te zijn die twee
baarmoeders heeft.
Aan
de andere kant moest hij ook niet te lastig zijn. Als je vijfenveertig bent kun
je niet verwachten een vrouw te krijgen die helemaal goed is. En er zijn zoveel
andere dingen, als samen eten en drinken. Bovendien lag hij nu met haar in bed.
Het was dus ook een beetje zijn schuld. Als hij nu niet wilde zou het zijn
alsof hij haar verstootte om haar gebrek.
Dat
voelde zij zeker ook zo want zij lachte, een beetje bang, eigenlijk onderdanig.
Het was toch jammer van die baarmoeders. Ze was helemaal de vrouw waarvan hij
altijd zo wonderbaarlijk gedroomd had dat het zijn hele leven bepaald had.
Zelfs de stof van haar blauwe mantelpak klopte met de werkelijkheid. Maar hij
zag die twee baarmoeders zo duidelijk voor zich. Het was als een schilderij van
Picasso. Gek dat de mensen dat mooi vinden. Het is zeer afstotelijk.'
Jan Arends - Ik had een strohoed en een wandelstok. (Gekregen op mijn verjaardag)