Ik loop in mijn legeruniform door de stad, ik loop als een
klok
zonder huid door de stad waar de mensen te laat komen
sirenes
snijden door de nacht
waar ik me traag uitstrek
met mijn wortels hobbels in de straat. Forens me een weg
naar huis zoals de mensen ritselen door de straat
waar iedereen te laat is en metro’s haastig, wormachtig
de mensen reizen met hun treinen langs mijn zenuwbanen
of krioelen als een houtwormkever om mijn benen
auto’s en kevers: parasitaire stedelingen, het vreten aan
mijn huid
Heb je mij nog gezien? Laatst nog in een boog? En naakt,
bekleed met blad en vogels. Of langs de gracht? Toen het
regende?
De stad lag voor me als een slakkenhuis
de stad lag voor me als een opengebarsten cocon, ik wierp
mijn vleugels uit
en boog mijn spiegelbeeld in de gracht, zag wortels en de
regen
die de tijd van mijn takken in het water drupt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten