woensdag 24 juli 2013

Het is weer vakantie






















Tijd voor echt urgente zaken als het kijken van filmpjes met daarin puppies, wasberen, katten die in steeds kleiner wordende dozen kruipen, een man die zwemt met zijn ijsbeer, een orang otang die een hond uitlaat en natuurlijk een labrador met een badmuts op.

donderdag 20 juni 2013

Amsterdam

Ik weet eigenlijk niet meer waarom ik ooit besloot om in Amsterdam te studeren. Ik weet ook niet meer wanneer het precies was. Hooguit 4 jaar geleden, denk ik. Ik weet wel dat de rage er iets mee van doen heeft gehad. En de dagjes Amsterdam. En Baantjer.  (Als 10-jarige zapte ik elke vrijdagavond devoot naar RTL4).
Dit realiseerde ik me ook steeds meer toen ik net in Amsterdam was. In de eerste maanden had ik het vooral druk met normaal doen en mezelf niet vergiftigen (zie eerdere blogs). Na een paar maanden drong het echter tot me door: Ik weet niks van deze stad. Ik was er maar 4 of 5 keer geweest.
De eerste keer met de tram door Amsterdam oefenden de wijken een enorme aantrekkingskracht op mij uit. Maar toen moest ik alleen nog maar hospiteren, en liep mijn hoofd nog niet om van allerlei andere plichten. Plus het was zomer.
Toen het nieuwe schooljaar startte en de tijd van grote onwennigheid en verantwoordelijkheid begon, kreeg ik meer oog voor de lelijke, goedkope en afgezaagde dingen aan Amsterdam. Dat er twee riante straten middenin het centrum zijn verpest door toeristenhandel; mutsen, mokken, en tassen met Amsterdam erop, casino's, sekswaar en drugsgerelateerde prullaria. Hele gevels opgespoten in neonkleuren, bouwvallen en bouwputten. En ook de uitgebluste en chagrijnige trambestuurders, misplaatste haast, afwezige kassières. Of het van de stoep afgedrukt worden omdat het te druk is. Dat zijn de dingen die erg in het oog springen als je dacht je naar een plek ging waar prostituees bemoedigend naar je glimlachen en in het jordanees gezellige dingen naar je roepen (dat deden ze in Baantjer altijd, maar misschien alleen tegen mannen).
Ook de vriendschappen zag ik veranderden. Mensen die ik vroeger vaak zag verloor ik uit het oog. En als er dan al eens een bijeenkomst was, was het niet zoals ik verwachtte. Minder extatisch, meer gewoon. Daarnaast was het veel moeilijker dan verwacht om in Amsterdam deel uit te gaan maken van een sociale kring. Ik dacht dat in zo'n grote stad de sociale contacten voor het oprapen zouden liggen, maar dat bleek een misvatting. Het 'hele gebeuren' blijkt zich af te spelen in een hermetisch afgesloten gezelschap, ergens diep. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat je, zoals met domino, gewoon de eerste steen moet raken (sorry voor deze kaasige beeldspraak) en de juiste persoon moet tegenkomen, maar waar vind je die als je 0 aanknopingspunten hebt en daarnaast ook nog eens sufferd bent? En tenslotte een  laatste verassing die mij toen ik net in Amsterdam was te wachten stond: ik begon mijn moeder (en mijn 2 vriendjes) een beetje te missen.

 Na een tijdje was ik verzadigd van negatieve indrukken. Tot overmaat van ramp was de plek waar ik woonde in Hilversum ook niet bepaald gemütlich.
Na 2 maanden voltijd reageren op woningen in Amsterdam kreeg ik eindelijk een telefoontje dat ik een woning toegewezen kreeg, waar ik ondanks alles vrij opgetogen over was.

Inmiddels woon ik anderhalve maand in Amsterdam, en ben ik tevreden. Vanaf de fiets zie je de stad veel meer in Baantjer perspectief. Daarnaast ben ik door deze vooruitgang in mobiliteit meer plekken gaan ontdekken: westerpark, plantagebuurt, grachtengordel (uitgebreid), oud-zuid. De wanstaltige straten sla ik meestal over. Bovendien zie ik mooie dingen waar ik zie niet kon vermoeden. Bijvoorbeeld de plek waar ik woon, die alleen per bootje te bereiken is en hierom altijd iets opgeruimd-vakantieachtigs ademt. Cruises die langsvaren, restaurants op palen, studenten die in mijn straat overal op de grond rondhangen alsof het een camping is (het liefst wil ik erbij gaan zitten), de ijscotent om de hoek, vele festivals, het uitzicht op fabrieksschoorstenen.

- Ik ben deze blog een maand geleden begonnen, maar geen idee waar ik naartoe wilde. En omdat ik het syndroom van mongool heb en daarom niks beters kan verzinnen, een einde met iets van iemand anders:

TOT ZIENS



Op 30 april 1980 kwam ik aan in Amsterdam
en wierp meteen de eerste steen, later die avond
at ik mijn eerste broodje shoarma met verschrikkelijk
veel vlees en knoflooksaus en modderige handen.
Ik hoefde nergens heen. Ik zou nooit meer ergens anders
landen – vond hier een huis, studeerde en studeerde niet,
had er lief en ging ook weer verloren: mijn eerste zoon
werd hier geboren, ik ruilde mijn typemachine in voor
een computer, mijn woordenboek voor internet, Polak
voor Van Thijn en die weer voor Schelto Patijn en dan Cohen.
Iedereen vertrekt een keer. Een paar burgemeesters nog
dan ga ik ook. Ik kom er heus wel overheen, de eerste burgemeester
die mijn modderige hand wou schudden omdat ik zo fatsoenlijk
en belangrijk geworden ben: in winkels noemt men mij meneer.

F. Starik


Ik heb

Ik heb een huis (container)
Een poster aan mijn muur en een schilderij
Ik heb een fiets (lek)
Circa 5 vrienden
waarvan 2 katten.
Ik heb een moeder
Een vader
Een broer
En ook een paar andere familieleden.
En ik heb een baan
waarmee ik niks verdien trouwens.
Volgend jaar heb ik een nieuwe baan.
Weer vrijwillig.
Ik heb collega’s van mijn nieuwe baan die onze afspraken vergeten.
Ik heb een diploma
Een bed (eenpersoons)
Een bankrekening
Zorgtoeslag
Ik heb een abonnement op de bibliotheek
Ik heb een radio die het doet
Ik heb iemand om op te bellen
Iemand om mee in de bus te zitten
En iemand om over te fantaseren
Ik heb een goed oog want ik heb al 42 BN’ers gezien
Ik heb een trommel met kaartjes van plekken waar ik geweest ben
Ik heb een spaarvarken (gekregen)
Ik heb een mislukte picknick georganiseerd
Ik heb wat van mijn dag gemaakt toen ik eenzaam was
Ik heb met mijn voeten in de fontein gezeten

zaterdag 11 mei 2013

Ik lig met mijn benen opgetrokken in mijn nieuwe bankje en wacht op het moment dat het uitstellen van huiswerk vervelend wordt, of ik wil gaan koken.

Gister fietste ik door Amsterdam en riep een Surinaamse meneer ´Hé moppie´ tegen me.


Ik word al een hele mevrouw.

maandag 29 april 2013


Ik kijk naar het beeldscherm. Er staat een woord. Het is weer weg. En het is er weer.
Naast de muis staat een gebakje, want mijn moeder is jarig. Dat is ze altijd op 25 augustus. Bob Marley zingt over een Buffalo soldier. En dat hij uit Afrika gestolen is. En ook nog o-o-o-o-o-o-o. Ik weet niet wat hij daarmee bedoelt. Waarschijnlijk dat hij zwart is. Dat heeft hij alvast niet mis. Het is sneu voor het taartje, maar ik eet hem niet op. Ik ben namelijk net 3 kg afgevallen (astronomische hoeveelheid voor mijn doen), en dat wil ik niet verpesten door middel van één matig smakend, een foto van mijn moeders’ breedlachende, half Bourgondisch een glas rosé ophoudende tronie behelzend taartje (vervelende zin hè, tot u dienst). Ik bedenk me net dat ik ‘godvruchtig’ wel een leuk woord vindt. Zojuist werd ik nog blij van ‘geselkat’, en gister wilde nog wel warm lopen voor ‘koekeloeren’. Ach, laat mij maar,

hier zitten,

taartje laten staan.  


En naar het beeldscherm staren, waarop inmiddels allang veel meer staat dan één woord.