You have a serious problem of distorting reality. You could sleep with the entire planet and still feel rejected.
- Stéphanie in The Science of Sleep
In de kamer hierboven zijn ze aan het poolen. Ik hoor het aan het tikken van de keu tegen de bal, de vele voetstappen en het gejuich, soms. In de kamer hierboven is het wel gezellig.
Ik ben moe. Ik heb mijn vader al vele dagen niet opgezocht en de vis moet gevoerd worden. Die gedachten maakt me nog moeier. En het gepool van boven. Tik-tik. Slapen.
Als ik mezelf zover heb eindelijk uit bed te komen, zie ik dat ik de gordijnen open heb gelaten. Ik loop naar het raam en kijk naar beneden. Als ik eenmaal begin met mensen kijken kan ik niet stoppen, het oefent een onbedwingbare aantrekkingskracht op me uit. De mensen zijn als een vlam.
Gister in de trein was ik iemand tegengekomen, perfect voor een recensie. Het was een dunne man van rond de zestig, met wenkbrauwen die ik af wilde knippen. Hij rookte pijp (dat zag je aan zijn tanden), maar omdat je in de trein niet mag roken, maakte hij steeds zenuwachtige smakbewegingen met zijn mond. En hij las een boek, hoewel, niet echt. Volgens mij luisterde hij naar het gesprek achter hem, wat ging over de bedpraktijken van een studiegenoot van de sprekers. Dat het zijn interesse lokte was dus niet verwonderlijk. Zijn kleding bestond uit het soort kaki-bruin-grijze kleurpalet dat veel van die oudjes dragen, en hij droeg een platte body-warmer. Het feit dat hij af en toe commentaar mompelde op het gesprek achter hem, maakte dat ik dit een heerlijke meneer vond. Toen zijn rit afgelopen was (in Rosendaal, meende ik) stond de meneer op en zag ik wat voor boek hij las.'Gek op Egels - of hoe egels de wereld redden' van Hugh Warwick. Ik gaf de meneer vijf sterren.
Ik was met de trein voor het weekend naar mijn moeder gegaan. Mijn moeder, die in Limburg woont. Limburg. Waar ze nooit slapen.
Sinds ik naar Amsterdam ben verhuisd ben ik weinig buiten geweest. Pleinvrees zal ik het niet noemen, meer een soort weerzin, me te begeven tussen de mensen die ik zo vaak van bovenaf bekijk. Het is niet eens gericht tegen die mensen zelf. Ik blijf gewoon liever boven.
Ik kleed me aan en voel dat de wind zich een weg door de kier van het raam had gebaand, en mij nu zit te bestoken met zijn kou. Het is herfst, de zon schijnt. Terwijl ik mijn sokken aandoe denk ik:
wie schrijft er eigenlijk een recensie over mij?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten