donderdag 20 juni 2013

Amsterdam

Ik weet eigenlijk niet meer waarom ik ooit besloot om in Amsterdam te studeren. Ik weet ook niet meer wanneer het precies was. Hooguit 4 jaar geleden, denk ik. Ik weet wel dat de rage er iets mee van doen heeft gehad. En de dagjes Amsterdam. En Baantjer.  (Als 10-jarige zapte ik elke vrijdagavond devoot naar RTL4).
Dit realiseerde ik me ook steeds meer toen ik net in Amsterdam was. In de eerste maanden had ik het vooral druk met normaal doen en mezelf niet vergiftigen (zie eerdere blogs). Na een paar maanden drong het echter tot me door: Ik weet niks van deze stad. Ik was er maar 4 of 5 keer geweest.
De eerste keer met de tram door Amsterdam oefenden de wijken een enorme aantrekkingskracht op mij uit. Maar toen moest ik alleen nog maar hospiteren, en liep mijn hoofd nog niet om van allerlei andere plichten. Plus het was zomer.
Toen het nieuwe schooljaar startte en de tijd van grote onwennigheid en verantwoordelijkheid begon, kreeg ik meer oog voor de lelijke, goedkope en afgezaagde dingen aan Amsterdam. Dat er twee riante straten middenin het centrum zijn verpest door toeristenhandel; mutsen, mokken, en tassen met Amsterdam erop, casino's, sekswaar en drugsgerelateerde prullaria. Hele gevels opgespoten in neonkleuren, bouwvallen en bouwputten. En ook de uitgebluste en chagrijnige trambestuurders, misplaatste haast, afwezige kassières. Of het van de stoep afgedrukt worden omdat het te druk is. Dat zijn de dingen die erg in het oog springen als je dacht je naar een plek ging waar prostituees bemoedigend naar je glimlachen en in het jordanees gezellige dingen naar je roepen (dat deden ze in Baantjer altijd, maar misschien alleen tegen mannen).
Ook de vriendschappen zag ik veranderden. Mensen die ik vroeger vaak zag verloor ik uit het oog. En als er dan al eens een bijeenkomst was, was het niet zoals ik verwachtte. Minder extatisch, meer gewoon. Daarnaast was het veel moeilijker dan verwacht om in Amsterdam deel uit te gaan maken van een sociale kring. Ik dacht dat in zo'n grote stad de sociale contacten voor het oprapen zouden liggen, maar dat bleek een misvatting. Het 'hele gebeuren' blijkt zich af te spelen in een hermetisch afgesloten gezelschap, ergens diep. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat je, zoals met domino, gewoon de eerste steen moet raken (sorry voor deze kaasige beeldspraak) en de juiste persoon moet tegenkomen, maar waar vind je die als je 0 aanknopingspunten hebt en daarnaast ook nog eens sufferd bent? En tenslotte een  laatste verassing die mij toen ik net in Amsterdam was te wachten stond: ik begon mijn moeder (en mijn 2 vriendjes) een beetje te missen.

 Na een tijdje was ik verzadigd van negatieve indrukken. Tot overmaat van ramp was de plek waar ik woonde in Hilversum ook niet bepaald gemütlich.
Na 2 maanden voltijd reageren op woningen in Amsterdam kreeg ik eindelijk een telefoontje dat ik een woning toegewezen kreeg, waar ik ondanks alles vrij opgetogen over was.

Inmiddels woon ik anderhalve maand in Amsterdam, en ben ik tevreden. Vanaf de fiets zie je de stad veel meer in Baantjer perspectief. Daarnaast ben ik door deze vooruitgang in mobiliteit meer plekken gaan ontdekken: westerpark, plantagebuurt, grachtengordel (uitgebreid), oud-zuid. De wanstaltige straten sla ik meestal over. Bovendien zie ik mooie dingen waar ik zie niet kon vermoeden. Bijvoorbeeld de plek waar ik woon, die alleen per bootje te bereiken is en hierom altijd iets opgeruimd-vakantieachtigs ademt. Cruises die langsvaren, restaurants op palen, studenten die in mijn straat overal op de grond rondhangen alsof het een camping is (het liefst wil ik erbij gaan zitten), de ijscotent om de hoek, vele festivals, het uitzicht op fabrieksschoorstenen.

- Ik ben deze blog een maand geleden begonnen, maar geen idee waar ik naartoe wilde. En omdat ik het syndroom van mongool heb en daarom niks beters kan verzinnen, een einde met iets van iemand anders:

TOT ZIENS



Op 30 april 1980 kwam ik aan in Amsterdam
en wierp meteen de eerste steen, later die avond
at ik mijn eerste broodje shoarma met verschrikkelijk
veel vlees en knoflooksaus en modderige handen.
Ik hoefde nergens heen. Ik zou nooit meer ergens anders
landen – vond hier een huis, studeerde en studeerde niet,
had er lief en ging ook weer verloren: mijn eerste zoon
werd hier geboren, ik ruilde mijn typemachine in voor
een computer, mijn woordenboek voor internet, Polak
voor Van Thijn en die weer voor Schelto Patijn en dan Cohen.
Iedereen vertrekt een keer. Een paar burgemeesters nog
dan ga ik ook. Ik kom er heus wel overheen, de eerste burgemeester
die mijn modderige hand wou schudden omdat ik zo fatsoenlijk
en belangrijk geworden ben: in winkels noemt men mij meneer.

F. Starik


Geen opmerkingen: