zaterdag 25 april 2009

Claudius

Ergens op de veertig procent van deze aarde die bedekt is met land, woonde een zekere Claudius. Claudius was niet zomaar een man. Een man die genadeloos vasthoudt aan de traditie elke dag een boterhamzakje met verplette broodjes mee te nemen en twee tanden verliest wanneer hij op een schoolreünie zijn ex-vriendinnetje iets te gretig op haar wang kust.. Nee, zo'n man was Claudius niet. Claudius was een man met twee piemels.
En dat had hem nooit dwars gezeten.
Tot die dag, die ene dag dat de Nieuweling hem zo jammerlijk op zijn 'afwijking' gewezen had.
Sindsdien sliep Claudius niet goed meer. Steeds moest hij denken aan de gebeurtenis denken. Het achtervolgde en tergde hem, als een ouder die je telkens wijst op je 'gebreken' die in feite gewoon de eigenaardigheden zijn die je siert. Of een schimmelteen die maar niet weg wil gaan omdat je niet weet hoe je het genezen moet en het uit schaamte niet durft te vragen. Het was toch altijd goed gegaan? Waarom irriteerde zijn tweede geslachtsdeel hem nu dan zo, nu een onnozele, ontwetende malloot er een opmerking over had gemaakt? Was het soms de opdringerige aanwezigheid van zijn tweede lid? Die dwangmatige wil ervan hem te bewijzen dat hij een man was?
Claudius wist het niet.
Toen Claudius nog op school zat was hij populair geweest. Tot het gezamelijk douchen na gym verplicht werd en zijn klasgenoten zijn geslachtsdeel in tweevoud aanschouwden. Dat konden hun bekrompen hersentjes niet verwerken, dus moesten ze niks meer van hem weten.
Dat deerde Claudius niet zo.
Hij vond zijn heil in goudvissen opzetten en hardlopen in maillot. Opgezette goudvissen waren een gat in de markt en Claudius hield van de verontwaardigde blikken van de mensen in het park na het zien van zijn bobbel in de broek (maillot).
Toen Claudius eindelijk weer een beetje redelijk kon slapen en hij weer met een gerust hart aan het werk kon met zijn goudvissen, ging de bel. Nieuweling was de veroorzaker van dit geluid. Nieuweling had die dag een ontraceerbaar gevoel gehad.. Hij had een dwang gevoeld om naar Claudius' huis toe te gaan. Niet omdat hij dit graag wilde, maar omdat het voelde alsof hij niet anders kon, hij geen keus had. Zoals een appel ook geen andere keus heeft wanneer hij rijp is dan uit de boom te vallen.
En daar stond hij dus. Als een uit de boom gevallen appel.
Toen Claudius de deur opende trok hij van schrik een ontzettend verbaasd gezicht. Zijn mond leek nu meer op een groot gapend gat in zijn gezicht dan een mond, viel Nieuweling op.
Ondertussen had Claudius andere gedachtes over Nieuweling..
Claudius vergaapte zich (letterlijk) aan de prachtige schoonheden van Nieuweling die hem tot voor kort nooit opgevallen waren.
Wat had hij prachtige bloeddoorlopen ogen en wat waren zijn puisten mooi symmetrisch over zijn gezicht verdeeld! Het zweet brak uit bij Claudius en hij kreeg een zenuwtrek in zijn gezicht. Een zenuwtrek die hij zich herinnerde uit een vaag verleden, toen hij ook ooit zo vreselijk zenuwachtig was geworden.
Daar stond hij dan: koortsachtig zich van zijn stuiptrekken in toom houden proberend.
Ondertussen kneep Nieuweling zijn ogen steeds meer samen tot een liefdevolle blik.
Wie was toch die aaibare vent? Die nu als een vallende marionettepop met zijn ledematen alle kanten op bewoog?
Zo stonden Claudius en Nieuweling een tijdje geluidloos en met hersenen die overuren maakten tegenoverelkaar.
Tot Claudius de Nieuweling ineens besprong..

Toen Claudius en de Nieuwling de volgende morgen wakker werden en elkaar aankeken, zagen ze hun toekomst in elkanders ogen..
Claudius zou altijd trouw zijn, maar Nieuweling zal af en toe de bordelen afstruinen, en daar een druiper aan over houden. Over vier jaar zouden ze naar Swaffeleiland verhuizen en daar heel gelukkig worden.
Maar eerst zouden ze hand in hand de trap aflopen naar de keuken, om daar samen een glas rum te drinken.
Proost, jongens, proost!

le fin

Geen opmerkingen: